Wat is voorwaarts-neerwaarts rijden?
“Voorwaarts-neerwaarts wil zeggen: een ontspannen lange bovenlijn (rug en hals) en aangespannen buikspieren, zodat de achterbenen onder het lichaam kunnen treden“.
Voorwaarts staat voor voorwaarts met hoofd en de neus, neerwaarts met de hals. Dit in een rustig gedragen tempo. Wanneer dit op een correcte manier uitgevoerd wordt loopt het paard met een gedragen achterbeen, een achterbeen wat onder het lichaam naar voren wordt geplaatst. Dan ontstaat de schoftlift. De hals gaat dan vanuit de schoft eerst omhoog en van daaruit naar voren en beneden.
Er zit dus ook een limiet aan hoe laag een paard kan komen met het hoofd. Wanneer het paard lager komt dan rond het boeggewricht (per paard zit daar wat variatie in) dan is het onmogelijk om de schoftlift te behouden. De hals is immers niet lang genoeg om eerst vanuit de schoft omhoog te gaan en dan helemaal te zakken tot aan de voorknie.
Correct voorwaarts neerwaarts rijden is dus eigenlijk heel zwaar. Het gewicht moet voldoende op achter zijn, het paard moet de romp dusdanig stabiliseren dat de schoft omhoog komt en door het verlengen van de hals moet hij nog meer spieren gebruiken om gewicht op achter te plaatsen en de romp te stabiliseren.
De basis begint bij het voorwaarts-neerwaarts rijden, de ruiter rijdt het paard met het been naar de weerstand biedende hand toe. Een weerstand biedende hand is een hand die ontspannen en losjes aangeeft aan het paard tot waar het zijn hoofd mag plaatsen. Deze hand werkt niet terug en trekt nooit.Het enige wat de hand doet is de mond voelen. Als dat gebeurd en de ruiter gaat mee in de beweging van het hoofd met de hand, zonder dat de teugels te los of te strak zijn, dan spreken we van contact.
Om het paard te leren zakken maakt de ruiter gebruik van de holle kant van het paard.(zie rechtrichten) Op die manier nodigt de ruiter het paard uit om te zakken in de hals en volgt de ruiter met een ontspannen hand het hoofd van het paard als deze zakt. Vervolgens regelt de ruiter met het been in hoeverre het paard zakt met de hals. Gaat het paard te diep dan geeft de ruiter weer wat been. Drukt het paard zich op, dan laat de ruiter het weer in een wat rustiger tempo de balans hervinden gevolgd door ondersteuning van het been. Het belangrijkste hierbij is balans. Als het paard te diep loopt, loopt het teveel op de voorhand. Als het zich teveel opdrukt dan drukt het de rug weg. De kunst is om hier precies tussenin te zitten, zodat het gewicht zoveel mogelijk verdeeld is over vier benen. Op het moment dat dat lukt, spreken we van horizontaal evenwicht.
Reageert het paard goed, dan direct belonen en steeds weer met het been naar de hand toe blijven rijden. Bij alles wat de ruiter doet moet het zorgen dat het met het been naar de hand toe blijft rijden. Bij een heter paard is dit makkelijker dan bij een flegmatiek paard. Maar bij een heet paard moet de ruiter niet “te vast” blijven houden en vooral met de hand meegaan en het paard ontspannen duidelijk maken in welk tempo er geacht wordt te lopen. Bij een loperig/heet paard dat graag duwt in plaats van draagt helpt het om een lager tempo aan te nemen, en bij een flegmatieker paard helpt het om het in eerste instantie wat over het tempo te laten lopen, totdat het constant in het gewenste tempo blijft lopen. Als het paard in het gewenste tempo loopt en kan versnellen en vertragen met een constante aanleuning, dan noemen we dat “verbinding”.
Verbinding is echter alleen correct wanneer het verkregen is vanuit het achterbeen van het paard over de rug naar de mond van het paard. Waarbij het paard dus de “neus” eruit heeft en er een mooie welving vanuit de bovenste halsspier te zien is .Ook is het te zien aan het achterbeen, dat zover mogelijk naar voren onder de massa wordt weggezet.
Alles wat aan de voorkant met de hand afgedwongen wordt is niet correct.