Verschil Rollkur en Klassieke Dressuur

Rollkur                                                           Klassiek

Tineke Bartels gaf de eerste clinic, waarbij zij de volgende trainingstips introduceerde:   Trainingsprincipes van de klassieke Europese schoolUlrike Thiel geeft de  opvatting van de klassieke school weer:  
 Geef een jong paard eerst de kans om aan je te wennen en vertrouwen te krijgen;
 Dit vertrouwen wordt opgebouwd door het paard eerst goed te longeren en hem te helpen zijn evenwicht terug te vinden en zijn rug te leren gebruiken en sterker te maken. Vervolgens aan de longe aan de ruiter wennen in niet te hoog tempo . 
 Train de tempocontrole: eerst je beenhulpen (gas geven), dan je teugelhulpen (remmen en sturen);   Leer het paard zich in rustig tempo vanuit de ontspanning met de ruiter op zijn rug te bewegen. Er wordt niet “gas gegeven of geremt”, maar het paard wordt door de zit anticiperend voorbereid op het versnellen en verlangzamen, zodat het uiteindelijk zelf de beslissing neemt dat te doen en niet op het knopdrukje reageerd. “Knopdrukrijden” leidt tot schrikreacties. Het paard leert door de klassieke hulpen te anticiperen wat gevraagd gaat worden en kan zijn zenuwstelsel daarop instellen. Het doet “uit vrije wil” wat van hem gevraagd wordt. Hier zit leer- en bewegingstechnisch en kwa programmering (hersenen, zenuwen en spieren) een groot verschil.    
 Leer je paard daarna nageven op de weerstandbiedende hand;
 Het paard, dat geleerd heeft zich vanuit zijn achterbeen over de gewelfde rug te bewegen hoeft niet extra “nageefelijk” gemaakt te worden met de hand. Het reageert in eerste instantie op de zit van de ruiter en bolt zich naar de meeverende hand.  
 Verfijn je hulpen door het spel van vraag en antwoord, creëer een gevoelsband; Vraag en antwoord maar dan met primaire hulpen, die al bij de besluitvorming van het paard beginnen en niet eerst door drukken op het knopje “ho” zodra het paard te hard wil. Via de onafhankelijke zit heeft de ruiter zeer goede mogelijkheden het paard te motiveren dat te willen, wat hij zelf om vraagt. Door hem te helpen dit in balans en harmonie te kunnen doen creëert hij een band met het paard, dat ook voelt , dat de ruiter met zijn problemen en behoeften rekening houdt. Er wordt ook rekening gehouden met het paard zelf en men verwacht geen “marionettengehoorzaam”. 
 Als de tempocontrole in orde is begin je te werken aan de houdingcontrole; De nadruk ligt niet op de tempocontrole maar op de tempowisseling waarbij het paard de houding niet afgedwongen wordt, maar hij de kans krijgt aangepast aan de beweging zijn halshouding te kiezen om zich optimaal uit te kunnen balanceren. Deze past dan bij de meer of minder eronder gebrachte achterhand. 
Nodig je paard uit ‘zijn hoofd te laten vallen’, rijd voorwaarts-neerwaarts;
 Rijd het paard in een niet te hoog tempo  vanuit de ontspanning en niet op de voorhand voorwaart neerwaarts. Met duidelijk voorwaartse tendens van de neus, zodat het paard zijn gehele rug en hals op kan bollen en zich naar het bit kan rekken zonder zich te moeten ver-spannen. 
 Werk alle blokkades weg door te spelen met houding en tempo;  Blokkades moeten er niet zijn, anders heeft men al in het voorafgaande werk fouten gemaakt. Want blokkades ontstaan niet spontaan maar door verkeerde inwerking van de ruiter. 
 Als gevolg van tempo- en houdingcontrole wordt oprichting vanzelfsprekend;
 Oprichting komt vanuit het trainen van het achterbeen door bij overgangen het paard van achteren met zit en lichte kuithulp erbij te halen en hem in zijn bekken te laten kantelen. Van voren moet hij dan wel de kans hebben om zijn achterbenen ook onder het lichaam kwijt te kunnen
 Verzameling gebeurt ‘vanzelf’ als alle blokkades zijn opgelost;
 Verzameling gebeurd niet vanzelf, maar vloeit harmonieuz voort uit het steeds sterker maken van de rug en de “”Hanken “van het paard. Dit door het rechtrichten en rijden van wendingen, voltes, schouder binnenwaarts en overgangen. Hierdoor leert het paard steeds met de achterbenen via ruggeruik en kantelen van zijn bekken meer onder de massa te komen en de nodige snelkracht op te bouwen. 
 Het eindresultaat is een paard dat zich lichamelijk en geestelijk openstelt voor zijn ruiter.

 
 Resultaat is een paard, dat door zijn ruiter met respect behandeld wordt en dat daarom bereid is zich voor zijn ruiter in te zetten. De ruiter dwingt geen houdingen af, die het paard uit balans brengen en hem als vluchtdier in de problemen brengen. Het paard kan volgens zijn natuurlijk bewegingsrepoertuire op de klassieke hulpen reageren en dit schept vertrouwen en de bereidheid mee te doen aan het bewegingsspel.Dit bewegingsspel is een DIALOOG!!!!!!!!!. 

Voor meer informatie over dit onderwerp verwijs ik graag naar deze informatieve site:

http://www.hippocampus-nl.com

Ontwerp een vergelijkbare site met WordPress.com
Aan de slag