Het belang van een correcte beenhulp

Het belang van een correcte beenhulp:

Wat belangrijk is,en een van de basisprincipes van het correcte dressuurrijden, is dat een paard goed aan het been is, in alle gangen moet het paard vlijtig willen lopen. En is het belangrijk dat het paard een directe voorwaartse reactie geeft op een beenhulp.Dit noemen we ook wel ‘voorwaarts denken”.

Waarom is dit zo belangrijk? omdat deze twee voorwaarden nodig zijn om een paard van “achter naar voren” te rijden.

Wat betekent van “achter naar voren” rijden?

Dat betekent dat de ruiter voorwaartse drang opwekt bij het paard, waarbij de activiteit van de achterbenen toe neemt. Het paard wordt actiever en gaat de achterbenen beter op tillen, deze activiteit wordt impuls genoemd. Door deze impuls wordt het paard “nageeflijk” en zal het zelf de hand van de ruiter op zoeken waarbij het zal gaan welven in de rug en hals en de ruiter “aanleuning” zal krijgen. Een correcte aanleuning onstaat dus altijd vanuit een vermeerderde activiteit vanuit de achterhand, en om dat te verkrijgen is het dus belangrijk dat een paard vlijtig wil lopen en goed aan het been is.

Maar.. een voorwaarts paard is niet automatisch goed van achter naar voren, en aan het been. Sommige paarden worden graag “loperig”, met loperig wordt bedoelt dat het paard wel heel voorwaarts wilt lopen maar daarbij te grote passen gaat maken met zijn achterbenen naar voren toe (stuwen) waar bij het grootste gedeelte van het gewicht op de voorhand komt en het paard als gevolg daarvan sterk in zijn mond wordt. (Zie hoofdstuk “loperig paard” , “sterk paard” voor meer informatie over dit onderwerp).
Het is belangrijk dat het paard in balans blijft lopen, waarbij het evenveel stuwt als draagt met het achterbeen.

De belangrijkste basis voorwaarde voor het geven van een correcte beenhulp, is het hebben van een onafhankelijke zit.

Met “been” wordt bedoelt de onderste spier van het bovenbeen, en de kuitspier die geactiveerd wordt door de hak uit te drukken. Dezelfde kuit die tegen het paard aangespannen wordt als zijnde beenhulp, en welke als er geen beenhulp gegeven wordt, losjes en ontspannen langs het paard hangt. Het weer ontspannen van de beenhulp is net zo belangrijk als het aanvoelen van het moment waarop de hulp gegeven dient te worden. Als dat op een verkeerd moment is, of als de kuitspier aangespannen gehouden wordt. Dan zal het paard niet ontvankelijk zijn voor de hulp en zich af sluiten door zijn eigen (buik) spieren aan te spannen. Timing is dus cruciaal.

Dit is iets wat vaak voorkomt en er ontstaat een viceuze circel van ruiter en paard die beide niet meer ontvankelijk zijn voor elkaars signalen.Om dit patroon te doorbreken, is het voor een ruiter belangrijk om terug te gaan naar de rust en ontspanning om te voelen wat er gebeurd en te leren voelen wanneer een hulp gegeven dient te worden. En om zelf de juiste balans van aan en ontspanning te leren in het paardrijden. 

Als een ruiter been geeft op een ontvankelijk paard, en het paard reageert niet. Dan is het belangrijk om de hulp direct te herhalen, eventueel iets steviger. Maar niet grof worden..de timing is belangrijker dan de kracht, het paard moet wel ontvankelijk blijven. Ik adviseer om bij een paard die na twee keer nog niet reageert hem een tikje te geven op de achterhand. Dit werkt in vele gevallen beter en de ruiter kan het been beter blijven ontspannen wat het gehele voorwaartse beeld helpt.

Hoe kun je nu zien of een paard goed van achteren naar voren loopt?

Dat is te zien aan de activiteit en het lichaams gebruik van het paard, het paard buigt het achterbeen actiever, waarbij hij het duidelijk optilt ,buigt en naar voren toe onder de massa zet. Het paard maakt zijn rug bol maakt en spant zijn buikspieren aan. Het paard maakt een ruimere beweging met de voorbenen en over het algemeen wordt de beweging ” ronder” en komt er meer ruimte in de gangen. Ook wordt het paard meer symetrisch in het gebruik van het voor en achterbeen.
Het paard krijgt meer “veer”  in het lopen, en afhankelijk van de graad van africhting zal de voorhand meer omhoog bewegen. Een paard wat volledig van achteren naar voren loopt noemen we “durchlassig” een duitse term wat betekent dat het paard helemaal losgelaten loopt in alle spieren. Wat te zien is aan het deinen van de spieren en een vermeerderde souplesse.

Een paard wat niet van achteren naar voren loopt, loopt vaak met “stokjes” voor en achterbenen die weinig gebogen worden en stijf naar voren worden gezet. Daarbij houdt het paard ook vaak de rug vast, wat zich ook uit in stijfheid en zal de aanleuning niet goed zijn en het paard niet op twee teugels lopen wat zich uit in een “valse knik, achter de teugel lopen, hoofd kantelen, vasthouden van de teugel aan de bolle kant etc.”

In eerste instantie is het belangrijk om horizontaal evenwicht te bereiken:

Evenwicht

Dat is hier zien op het middelste plaatje, het eerste plaatje is een paard die op de voorhand loopt en waarbij 2/3 van het gewicht op de voorhand rust. (het stuwen met het achterbeen)  De middelste is een paard die in horizontaal evenwicht loopt, hierbij is het gewicht evenredig verdeeld over voor en achterbenen. (stuwen en dragen in balans = horizontaal evenwicht) En op het derde plaatje neemt het paard 2/3 van het gewicht op de achterhand en wordt er gesproken over verzameling. (meer dragen dan stuwen)

Ontwerp een vergelijkbare site met WordPress.com
Aan de slag